10 jaar werkplaatsen: vooruitkijken door van het verleden te leren

Het begon met 6 werkplaatsen in 2010, die zich met een academisch, praktijkgerichte insteek richtten op innovatie en betere zorg voor jeugd. In 10 jaar tijd breidden de werkplaatsen zich uit naar 15, verspreid over het hele land. Intussen zijn ook ouders en kinderen, gemeenten en hogescholen gelijkwaardige partners. Een terugblik door 5 betrokkenen.

Lees verder

vragen voor

Han de Ruiter

is lector Waardegedreven Zorg bij de Hanzehogeschool Groningen en voorzitter van de programmacommissie die in opdracht van ZonMw aanvragen van werkplaatsen beoordeelt en advies geeft.

Menno Reijneveld

werkt als hoofd Gezondheidswetenschappen en hoogleraar Sociale Geneeskunde bij het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en is leider van de werkplaats C4Youth.

Dorien Graas

werkt als lector Jeugd bij de hogeschool Windesheim en is als coördinator betrokken bij de werkplaats Samen op School en de regionale kenniswerkplaatsen jeugd (RKJ) Flevoland.

René Peeters

is landelijk bestuurlijk ambassadeur voor de samenwerking onderwijs en zorg van het programma Met Andere Ogen van onder meer het ministerie van VWS, OCW, de VNG en partijen voor jeugdhulp en onderwijs. Voorheen werkte hij als wethouder jeugd, onderwijs en sport in Almere.

Anita Schnieders

is strateeg jeugdhulp bij de gemeente Groningen en vanaf het begin betrokken bij de werkplaats C4Youth.

Wat is er de afgelopen 10 jaar veranderd in de jeugdhulp?

‘We kijken als gemeenten met een bredere blik naar vraagstukken van gezinnen, niet alleen vanuit een diagnose van een kind. Zowel de transitie als de werkplaatsen hebben daaraan bijgedragen. Maar we zijn er nog lang niet.’

Anita Schnieders

Menno Reijneveld

‘Even gechargeerd: 10 jaar geleden hielpen jeugdzorgwerkers kinderen op gevoel, naar eigen inzicht. Intussen is de jeugdhulpverlening ervan doordrongen dat kennis over de effectiviteit van interventies óók noodzakelijk is voor betere hulp.’

‘Wat mij betreft vond de grote omslag plaats in 2013/2014. In opmars naar de transitie in de zorg voor jeugd stelden mijn beleidsambtenaren en ik – als wethouder in Almere – vast dat de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp moest verbeteren. Met jeugdhulp letterlijk ín de school.’

René Peeters

Dorien Graas

‘Het onderwijs werd gezien als vindplaats, maar daarmee ook een beetje als “boosdoener” van de groei naar jeugdhulp. De verbinding tussen jeugdhulp en onderwijs verbeteren is een goede stap om daar wat mee te doen. Het sluit ook meer aan bij de wetten Passend onderwijs uit 2014 en de Jeugdwet van 2015, waarin ontzorgen, normaliseren en eigen regie de leidraad vormen. Als werkplaats Samen op School waren we een van de eersten die deze samenwerking agendeerden.’

‘Lokaal en regionaal hebben werkplaatsen mooie resultaten geboekt, maar als adviescommissie kijken we ook naar een breder resultaat om jeugdhulp te veranderen en verbeteren. Op landelijk niveau hebben we de heilige graal nog niet gevonden.’

Han de Ruiter
Hoe hebben werkplaatsen aan verandering bijgedragen?

‘Het bewustzijn is toegenomen dat de praktijk concreet iets heeft aan wetenschappelijk onderzoek.’

René Peeters

Han de Ruiter

‘En dat onderzoeksbevindingen doorwerken in de curricula van opleidingen, waar immers de toekomstige hulpverleners worden geschoold.’

‘Graag zou ik zien dat de interdisciplinaire blik al wordt meegegeven op het hbo en tijdens nascholing. In het sociaal domein gaat het immers om meer dan jouw expertise alleen.’

René Peeters

Han de Ruiter

‘Eens. Daarom is het goed dat werkplaatsen meer en meer beseffen hoe waardevol de bijdragen zijn van de doelgroep zelf en van de gemeenten.’

‘We ontdekten dat dezelfde soort problemen overal in het land voorkwamen. Daarom is het mooi dat de werkplaatsen nu een landelijk initiatief zijn geworden. Werkplaatsen kunnen als kennismotor nieuwe samenwerkingsverbanden en vervolgonderzoeken aanzwengelen.’

Menno Reijneveld

Anita Schnieders

‘Losse onderzoekjes zonder samenhang zijn minder zinvol. Stel als gemeenten prioriteiten tussen alle lerende landschappen, netwerken en werkplaatsen. Zorg kortom dat je als regio je onderzoeksprogramma op orde hebt. En val zorgprofessionals niet lastig met “het stelsel”; dat moet je op gemeentelijk en landelijk niveau vormgeven.’

Welke invloed had de transitie op de werkplaatsen?

Menno Reijneveld

‘Concurrentie, bezuinigingen en reorganisaties waren aan de orde van de dag. In de werkplaatsen konden we het gelukkig gewoon over de inhoud hebben.’

‘De intenties van de wetten zijn goed, maar in de praktijk verandert er nog te weinig. Daarom onderzochten 2 promovendi van onze werkplaats Samen op School welke factoren in de samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs belemmerend werken op bestuurlijk, institutioneel en professioneel niveau. Daarnaast onderzoeken we hoe je preventief jeugdbeleid vormgeeft, zonder dat daar meteen jeugdhulp aan te pas komt. Zo hopen we tegemoet te komen aan de transitiedoelen.’

Dorien Graas

Han de Ruiter

‘Het systeem was altijd op het individu gericht, door de transitie kijken we meer naar de context.’

‘Als de academische wereld een bijeenkomst voor een brede doelgroep organiseerde, kwamen mensen van buiten de wetenschap vaak niet. Het onderzoek of de uitleg was gewoon niet genoeg toegespitst op hun vak. Intussen is het veranderd van – zwartwit gesteld – informatieoverdracht naar meer samen op weg.’

Anita Schnieders
Wat heb je aan ZonMw gehad?

‘Al vóór de start van de werkplaatsen wilde ik dat de jeugd-ggz, jeugdgezondheidszorg en – toen nog – de jeugdzorg een netwerk zouden vormen. Door ZonMw kregen we daartoe de kans. ZonMw keek en kijkt intussen steeds kritisch mee. Zijn voldoende verschillende partijen vertegenwoordigd, telt de stem van elke partner even zwaar? ZonMw daagde ons uit om het cliëntperspectief te laten meewegen en te zorgen voor vertegenwoordiging van ouders en jongeren in de leernetwerken. Verder stimuleerde de organisatie ons om verbinding te zoeken met andere platforms.’

Menno Reijneveld

Dorien Graas

‘In het begin uitten de praktijkpartners in onze werkplaats hun ongeduld over hoe tijdrovend de samenwerking was en dat wetenschappelijke resultaten zo lang op zich lieten wachten. ZonMw heeft geholpen met hoe we meer leernetwerk dan onderzoeksnetwerk werden. We bedachten een roadshow – een “schoolreisje” inclusief pakje sap en een krentenbol – en ZonMw ondersteunde ons in de organisatie daarvan. Onderling delen waarmee iedereen bezig is, al is het nog niet af, verhoogde de betrokkenheid van partners enorm.’

‘Ja, het is tijdrovend en intensief om een netwerk bij elkaar te houden. Daarom is de rol van de coördinator zo belangrijk.’

Menno Reijneveld

Han de Ruiter

‘Nu we zoveel werkplaatsen verspreid over Nederland hebben, moeten we wel overzicht proberen te houden én stimuleren dat de opgedane kennis landelijk wordt verspreid. Een organisatie als ZonMw is daarvoor onontbeerlijk. Zij luistert naar de ministeriële beleidsvoornemens en vertaalt die naar concrete, maatschappelijke projecten. Andersom hebben de praktijkresultaten die ZonMw doorsluist weer invloed op het overheidsbeleid.’

Wat heb je geleerd?

‘Budgetten moeten “poreuze randen” hebben; je moet budgetten en wetten oprekken waar nodig. Zo staat het ook in het adviesrapport “Mét andere ogen”, dat ik opstelde in opdracht van een coalitie van onderwijs, zorg en jeugd. In de werkplaatsen is meer vrijheid om gewoon te dóén. Je hoeft er niet eindeloos bij stil te staan uit welk gelabeld potje het geld moet komen.’

René Peeters

Menno Reijneveld

‘Dat klinkt mooi, maar gelijktijdig bezuinigen en innoveren gaat niet, dat hebben we in de transitie gezien. Aan bestuurders moesten we uitleggen dat projecten en onderzoeken van de werkplaats óók tijd van professionals en geld kosten.’

‘Dat herken ik. Als commissie zagen we ambitieuze onderzoeksaanvragen met compleet uitgeschreven plannen. Die vervolgens mislukken. Want respondenten haken af, dus langdurig ouders en kinderen volgen wordt onmogelijk. En er zijn te weinig deelnemers voor kwantitatief onderzoek of professionals hebben geen tijd om lange vragenlijsten aan cliënten voor te leggen.

Daarom kijken we als commissie nu kritischer naar de praktische haalbaarheid en steken in op andere onderzoeksvormen, zoals participatief actieonderzoek. Niet de statistiek, maar veranderprocessen staan voorop.’

Han de Ruiter

Dorien Graas

‘De transitiedoelen vragen een behoorlijke omslag in denken. Zo vonden jeugdverpleegkundigen en -artsen in een van onze projecten het “demedicaliseren” best ingewikkeld. Vanuit hun functie zijn deze professionals gefocust op afwijkingen en problemen. De context van het onderwijs en gezin meenemen, vraagt echt een andere invalshoek.’

‘Maar wel een noodzakelijke. Kinderen krijgen soms de schuld van iets waaraan ze niets kunnen doen en waarvan professionals de achtergrond niet kennen. Ze zijn te slaperig, stil, druk, en daar gaan we dan met hulpverlening wat aan doen. Maar zo proberen we problemen op te lossen in domeinen waar de oplossing niet per se ligt! Daarom is het zo belangrijk dat andere ogen meekijken.’

René Peeters

Dorien Graas

‘Dat is waar, het ingewikkelde is alleen dat de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp méér vraag en klandizie creëert voor de jeugdhulp. Dat is tegenstrijdig aan het transitiedoel normaliseren. Voor ons lectoraat is dat een worsteling.’

‘Je kunt prachtige wetenschappelijke onderzoeken uitvoeren met geweldige publicaties als resultaat, maar die in de praktijk vervolgens onuitvoerbaar blijken. Omdat voor de interventie geen geld is of de juiste professionals niet beschikbaar zijn. Dat was een realiteitscheck en bood stof tot nadenken: Wanneer lever je als onderzoeker eigenlijk “geslaagd werk” af?’

Menno Reijneveld

Dorien Graas

‘Het is goed dat we het academische achter ons laten en doorstarten als RKJ, met als hoofdrolspelers professionals, ouders en kinderen. Mijn enige zorg is dat je de flair van het academische een beetje kwijtraakt; dat je wat meer boven de partijen staat en los van de politieke of bestuurlijke beslommeringen aan de slag kunt.’

‘Samenwerken vraagt een lange adem. Je moet elkaar leren kennen en elkaar dingen gunnen. Een werkplaats helpt daarbij omdat het een neutrale plek is.’

Anita Schnieders
Waar ben je trots op?

Dorien Graas

‘De werkplaatsen hebben echt praktijk, beleid, onderwijs en ouders, kinderen en jongeren verenigd in een missie naar betere jeugdhulp.’

‘Ondanks strubbelingen die bij samenwerken horen, stáát die samenwerking al 10 jaar en zijn we op weg naar verdieping in regionale samenhang en innovatie. Ik zie dat bij ons in het noorden: in breder verband verkennen we nu preventie in de provincie Groningen. Dat is indirect voortgekomen uit de werkplaatsen.’

Anita Schnieders

Han de Ruiter

‘Inderdaad, de samenwerkingsverbanden die zijn ontstaan zouden er zonder werkplaatsen niet geweest. Als commissie bestaan we zelfs nog grotendeels uit dezelfde mensen. Een voordeel, want zo kunnen we naar projecten kijken met de kennis van het afgelopen decennium.’

‘De kennis en ervaring blijft zo niet hangen in werkplaatsen, maar vloeit voort naar andere plekken, op een andere manier. Dat is mooi, want een cultuurverandering bewerkstelligen kun je niet alleen.’

René Peeters
Wat hoop je voor de toekomst?

Menno Reijneveld

‘Ik zou graag een nauwe samenwerking zien tussen de universitair medische centra – de umc’s – zorg thuis, gezinsondersteuning en de huisarts. Umc’s stonden te los van de problematiek in de jeugdzorg en de regio. Over al die zorg in de regio zou ik data willen registreren en zo patronen volgen. Zodat je ontdekt wat ertoe doet. Zoiets hebben we in het begin met de werkplaats C4Youth ook gedaan. Gedurende 3 jaar volgden we jongeren en dat leverde interessante informatie op. Zo meenden professionals dat het na hulp helemaal niet zoveel beter ging met de Groningse jeugd. Toen bleek dat hun problemen inderdaad maar een beetje waren verminderd, maar dat jongeren wél veel beter functioneerden.’

‘De nadruk op prestaties en toetsen in het onderwijs is ziekmakend voor kinderen. Dat los je niet op met wetgeving, maar met hoe je er als school mee omgaat. Onderwijs is immers meer dan wiskunde; het gaat over wat je van je leven wilt maken, over gelijke kansen krijgen en talenten ontwikkelen. In het Klein & Fijn-project “THINK op school” leren we leerlingen daarom onder het motto “shit happens” hoe ze kunnen omgaan met stress, leeftijdsgerelateerde vragen en sombere gevoelens. Zo’n sociaal-emotionele leerlijn – dus niet als los antipestprogramma – zou structureel onderdeel moeten uitmaken van het onderwijscurriculum. Dat je zo’n initiatief kunt ondersteunen met werkplaatsonderzoek is waardevol.’

Dorien Graas

Han de Ruiter

‘Laten we passende jeugdhulp regionaal goed regelen en ons realiseren dat iets nooit één probleem is, maar altijd plaatsheeft in een sociaal systeem. Eén werkwijze landelijk uitrollen is geen goed streven.’

‘De kennisinfrastructuur, gelijkwaardig samenwerken; ik hoop dat die werkplaatsgedachte blijft doorgaan. En liefst breder ingezet, zodat we de volwassen – geestelijke – gezondheidszorg meer betrekken in onderzoeksvraagstukken. En ook de economische kant, bijvoorbeeld in onderzoek naar de problemen van kinderen die opgroeien in armoede.’

Anita Schnieders

René Peeters

‘Een werkplaats zou zich ook met schijnbare randverschijnselen moeten bezighouden. Zoals met leerplichtige thuiszitters, ook al is dat op zich een kleine groep. Een voorbeeld: leerkrachten kwamen bij wijze van experiment zulke kinderen lesgeven op hun dagbesteding, een zorgboerderij. Binnen een halfjaar tot een jaar kon 70 procent van die kinderen weer terug naar het onderwijs. Investeren loont – voor kinderen zelf én financieel.’

10 jaar werkplaatsen

De Academische Werkplaatsen Jeugd (AWJ) werden opgericht vanaf 2010 (C4Youth startte al in 2009). De AWJ’s versterkten elk op hun manier regionaal de kennisinfrastructuur door samenwerkingsverbanden op te zetten en daarbinnen praktijkgericht onderzoek uit te voeren.

Lees verder

Van AWJ naar AWTJ

Met de op handen zijnde transitie van de jeugdzorg naar gemeenten, startte in 2014 het tweede ZonMw-programma Academische Werkplaatsen Transformatie Jeugd (AWTJ). Het doel was dat de AWTJ’s bijdroegen aan de transformatie(doelen) en dat kinderen, jongeren en ouders betrokken werden bij onderzoek – aansluitend bij de transformatiegedachte van eigen regie en participatie. In deze publicatie besteden we aandacht aan de opbrengsten van dit programma.

Rol ZonMw

ZonMw ondersteunde de werkplaatsen de afgelopen 10 jaar bij vraagstukken van werkplaatsen rond de uitvoering, faciliteerde communicatie, onderlinge uitwisseling en trainingen en bevorderde van het toepassen van resultaten. Ook moedigt ZonMw uitwisseling van kennis en ervaring aan tussen de veelal regionaal georiënteerde werkplaatsen en landelijke initiatieven en organisaties, zoals het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd van de VNG.

Doorontwikkeling naar RKJ’s

Intussen ligt de nadruk voor de jaren 2020-2024 op het lokaal en regionaal verbeteren van zorg voor jeugd en heten de werkplaatsen daarom regionale kenniswerkplaatsen jeugd (RKJ’s). De commissie van ZonMw beoordeelt subsidieaanvragen en voortgangsrapportages en geeft advies. Samen werken de RKJ’s aan regionale vraagstukken, wisselen kennis en ervaringen uit rond onder meer preventie, integraal werken en samenwerking. De kracht ligt in het voortdurend en gelijkwaardig samenwerken, leren en verbeteren. Met als doel: bijdragen aan het gezond, veilig en kansrijk opgroeien van kinderen en jongeren.

Video
Share

Facebook

Twitter

LinkedIn

Contact

Verstuur

Aanmelden

Meld aan