Gezinsplannen: helder waar je heen wilt?

Onderzoeker Andrée Sekreve (AS) werkt bij Youké en onderzocht de werkwijze van de basishulp door buurtteams jeugd & gezin van Lokalis. Robijn Pouwels (RP) stond aan de wieg van de Utrechtse buurtteams – de voorloper van Lokalis – en werkt als maatschappelijk werker en coördinator onderzoek bij Lokalis.

Is onderzoek anders wanneer verschillende partijen betrokken zijn?

AS: ‘Eigenlijk zou er een onderzoek komen naar effectieve basishulp, waarbij 2 jaar lang 300 gezinnen gestandaardiseerde vragenlijsten zouden invullen. Maar meteen al bleek het lastig om zoveel gezinnen langdurig bereid te vinden om aan het onderzoek mee te doen. Met Lokalis is toen besloten om het onderzoek meer te richten op de vraag of de doelen in de gezinsplannen worden behaald. In die gezinsplannen beschrijven de buurtteams met het gezin de gewenste doelen rond opvoeding.’

RP: ‘Het was niet het juiste moment voor diepgaand onderzoek zoals dat aanvankelijk was bedacht. Lokalis bestond net en als gezinswerkers waren we nog zoekende naar hoe we zouden rapporteren. Überhaupt waren we nog in ontwikkeling en moesten we elkaar leren kennen. En er was nauwelijks animo vanuit de gezinnen om mee te werken.’

AS: ‘Een uitgebreide set vragenlijsten afnemen bij een grote groep gezinnen bleek inderdaad een tikkeltje te ambitieus…’

RP: ‘Als Lokalis wilden we bovendien juist zo min mogelijk gestandaardiseerde vragenlijsten afnemen, maar echt in contact komen met gezinnen.’

AS: ‘Dat schuurde. Nou hoort een beetje frictie erbij in een werkplaats…’

RP: ‘… maar hier botsten onze belangen.’

AS: ‘Op het moment dat de opzet aangepast werd, kwam ik in beeld. In samenspraak met het management, directie en gezinswerkers van Lokalis besloten we te onderzoeken hoe gezinswerkers het gezinsplan gebruiken, welke doelen ze samen met het gezin opstelden en hoe daaraan werd gewerkt. Naar de werkwijze van buurtteams was sowieso nog weinig onderzoek gedaan. Dus ik vond het best dapper van Lokalis dat zij de inhoud van de gezinsplannen voor onderzoek openstelden. We vroegen ons af op welke domeinen de vragen van gezinnen spelen als ze bij buurtteams komen en welke doelen aan de hand van hulpvragen worden opgesteld. En vervolgens: zijn de doelen dan duidelijk voor het gezin, en concreet genoeg om mee aan de slag te gaan? En zijn ze voor gezinswerkers duidelijk genoeg beschreven om te monitoren of het de juiste plannen zijn?’

Lees verder

Wat waren de bevindingen?

AS: ‘Ik schrok van de uitkomst. Ruim de helft van de gezinsplannen bleek geen doelen of hulpvragen te beschrijven. Zo’n 27 procent van de gezinsplannen bevatte alleen hulpvragen zonder de vertaalslag naar doelen en 20 procent alleen duidelijk beschreven doelen. Slechts bij 10 procent werden hulpvragen en doelen geëvalueerd. Een wake-up-call.’

RP: ‘Maar niet onverwacht. Het onderzoek liep namelijk synchroon met de introductie van het format gezinsplannen. Ze waren dus nog onvoldoende ingevoerd in de organisatie, maar Lokalis wil graag leren. Eigenlijk was het knap dat er überhaupt al gezinsplannen waren!’

AS: ‘Tegelijk met dit meer kwantitatieve onderzoek van 200 gezinsplannen, spraken we met 14 gezinnen. Uit dit kwalitatieve onderzoek bleken sommige gezinnen niet het idee te hebben dat er doelen waren opgesteld, vooral bij ouders met een lager opleidingsniveau of die de Nederlandse taal onvoldoende machtig waren.’

RP: ‘Een kanttekening: als er geen doelen op papier staan, wil het niet zeggen dat ze er niet zijn. Soms zeggen hulpverleners: ik heb keihard gewerkt, nou moet ik dat hele ding nog invullen ook; daar heb ik geen tijd voor.’

AS: ‘Terwijl het format van het gezinsplan als doel heeft om de gezinswerker en het gezin te ondersteunen. Ik snap de opmerking wel hoor, want in het format zitten veel schaalvragen: “Geef aan op schaal van 1-10 …”. Dat is vrij gedetailleerd.’

RP: ‘Mensen moeten daar vaak over nadenken.’

AS: ‘Gezinswerkers zien wel het nut van doelen invullen…’

RP: ‘… maar het moet geen doel op zich zijn. Het is een middel om voorkomen dat je alleen maar brandjes staat te blussen, zodat je structureel ergens naartoe werkt.’

Doelen vaststellen voorkomt dat je brandjes staat te blussen

Wat heeft het onderzoek teweeggebracht?

RP: ‘Tussen gezinnen en gezinswerkers is het gesprek op gang gekomen over wat effectieve hulp is. Misschien ook doordat het bestuur van Lokalis onderstreept dat het onze wettelijke plicht is om aan doelen te werken. Hoewel ik ook zie dat medewerkers in een kramp schieten als je dat van hogeraf “eist”. Zoals gezegd: een keurig gezinsplan schrijven moet geen doel op zich worden. Daarom hebben we nu dragers van het gezinsplan aangewezen, zoals we ze noemen, die regelmatig vragen: lukt het invullen, waar loop je tegenaan, wat begrijp je niet?’

AS: ‘Wat goed dat jullie dat doen!’

RP: ‘Ja, want het plan dient niet zozeer om die vragen af te werken, maar om het gesprek met het gezin op gang te krijgen. Wat betekent die 5 op een schaal van 10 voor jou? De nieuwste update is dat gezinnen nu online toegang hebben tot hun dossier.’

AS: ‘Mooi, dat is heel transparant!’

Waar is nog verbetering mogelijk?

RP: ‘Het doelen formuleren kan nog beter. Wat is het verschil tussen een doel en een actie? Schrijf ik het doel op in de taal van de ouder of vertaal ik het naar hulpverleningsjargon? hoe stel ik een oplossingsgericht doel op? Intussen blijkt dat gezinswerkers goed kunnen aansluiten op het gezin – wat een belangrijke werkzame factor is voor hulp – maar we willen ook graag meer oplossingsgericht werken.’

AS: ‘In andere takken binnen de jeugdhulp zie ik ook die moeite met oplossingsgerichte doelen formuleren. De SMART-methode – Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden – helpt daarbij, maar kan wat kunstmatig geformuleerd aanvoelen voor gezinnen. Een andere werkwijze zou MAGIE kunnen zijn: Meetbaar, Acceptabel Gecommuniceerd, Inspirerend, Engagerend. De laatste 2 woorden lijken helpend te zijn om doelen op te stellen die gezinnen aanspreken.’

Welk nut heeft praktijkgericht onderzoek?

AS: ‘Het maakt hulpverleners meer onderzoeksminded en onderzoekers krijgen meer begrip voor de praktijk. Daarnaast brengt het gezinnen dat ze zich kunnen uitspreken over hulp en zo aan kwaliteitsverbetering bijdragen.’

RP: ‘In de onderzoeksopzet kwam de visie van cliënten pas later in beeld, nu nemen we ze ook al mee in het onderzoeksvoorstel. Wat willen zij onderzocht hebben, naar welk beleid willen zij onderzoek? Dat heeft er nu al toe geleid dat het nieuwe registratiesysteem is opgezet mét ervaringsdeskundigen, in plaats van dit systeem achteraf aan ze voor te leggen en zo te toetsen.’

AS: ‘Ik ben betrokken bij de opzet van de Taskforce jongerenparticipatie binnen KJUS, de nieuwe regionale kenniswerkplaats in Utrecht. Zo kunnen jongeren binnen de werkplaats over alle facetten meebeslissen.’

Wat was lastig?

AS: ‘Ik had aanvankelijk natuurlijk niet zo’n positieve boodschap. Je wilt niet alleen maar negatiefs brengen, dus ik heb ook beschreven dat het gesprek tussen gezinnen en gezinswerkers op heel veel levensdomeinen plaatsvond. Als praktijkonderzoeker wil ik de bevindingen neutraal en eerlijk beschrijven, maar ik wil tegelijk graag dat de uitkomsten stimulerend zijn om ermee aan de slag te gaan.’

RP: ‘Het was het beeld van dat moment. Dat heeft ons alleen maar geholpen met verder ontwikkelen.’

Waar ben je trots op?

RP: ‘Het gezinsplan evalueren heeft bijgedragen aan het gesprek over de transformatiedoelen uit de Jeugdwet. Werken aan concrete doelen in een gezinsplan draagt bij aan eigen regie van gezinnen én sluit aan bij de autonome professional, die met het gezin mag kijken wat nodig is. Wat ook inhoudt dat je niet lineair dat plan door hoeft. Is aan het eind beginnen passender, maak dan vooral die afweging.’

AS: ‘Het belang van samenwerken met gezinnen staat centraal in het onderzoek. De medewerkers van Lokalis hebben zich kwetsbaar opgesteld en hebben laten zien dat ze bereid zijn om te leren, zelfs al waren ze nog maar net begonnen. Dat helpt andere buurtteams die met vergelijkbare vraagstukken worstelen.’

Dapper hoe kwetsbaar Lokalis zich heeft opgesteld

Wat heb je geleerd?

RP: ‘Hoe leuk het is om naar wetenschappelijke verantwoording te zoeken, zonder dat de praktijk zich moet aanpassen aan een wetenschappelijke waarheid. Dat kan als je de praktijk nauw betrekt, je elkaars taal spreekt en elkaar zo beter begrijpt. Volgens mij zien onderzoekers nu dat het best veel werk is voor drukbezette hulpverleners om “even verschillende vragenlijsten af te nemen bij gezinnen”. En de praktijk ervaart de meerwaarde van onderzoek, waardoor aanbevelingen beter landen.’

AS: ‘Met praktijkgericht actieonderzoek kun je de hele tijd het onderzoek aanpassen aan de praktijkvraag. Dat is ontzettend leuk. Na de eerste resultaten was Lokalis benieuwd wat gezinnen en gezinswerkers daarvan vinden. Dat kon ik dan weer meenemen in vervolgonderzoek. Verder voelde ik me meer betrokken bij de organisatie en heb ik een veel beter beeld van de praktijk dan wanneer je meer onderzoek op afstand doet, zoals het werken met grote datasets van de universiteit. Daardoor kan ik concretere aanbevelingen doen, die beter aansluiten bij Lokalis.’

RP: ‘Ik ben me ervan bewust geworden dat ik als hulpverlener eigenlijk de hele tijd onderzoek en analyseer. Daardoor durfde ik recent te solliciteren naar een baan als coördinator onderzoek bij Lokalis. Enorm leuk om vanuit die functie de brug tussen onderzoek en praktijk te mogen slaan!’

AS: ‘Ik was altijd op zoek naar analytisch werk, met betekenis voor wat mensen beweegt. Dat heb ik gevonden in praktijkgericht onderzoek.’

Video
Share

Facebook

Twitter

LinkedIn

Contact

Verstuur

Aanmelden

Meld aan