Hoe goede bedoelingen van hulpverleners wél aansluiten

‘Waarom werd mijn dochter uit huis geplaatst? Ik wist het niet’, vertelt Filis. Voor haar gevoel waren er achter de schermen allerlei gesprekken geweest tussen jeugdzorg en de middelbare school, waar haar dochter (op dat moment 15 jaar) vaker niet dan wel verscheen. En hadden de instanties met elkaar allang bekokstoofd dat een uithuisplaatsing de beste optie was. Op een dag kwam Filis thuis en was haar dochter weg. Ze werd er letterlijk ziek van.

Wat kan anders?

Dit is een voorbeeld van hoe interventies vaker worden ervaren door ouders. ‘Zij voelen zich door hulpverleners niet gezien en gehoord, niet serieus genomen en raken gefrustreerd.’ Dat zegt Cas Barendregt, onderzoeker bij IVO, Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving. Hij zette binnen ST-RAW (Samen Transformeren – Rotterdamse Academische Werkplaats) een community of practice op, waar ook het toen nog bestaande lokaal welzijnswerk MeSam en de organisatie voor maatschappelijk werk Pameijer bij betrokken werden. Een community of practice is een netwerk van gelijkwaardige partners die samenkomen om lastige situaties in beeld te brengen en te zoeken naar oplossingen. Dat gebeurde bijvoorbeeld in buurthuis Oleander in Rotterdam. Daar kwamen onderzoekers, hulpverleners en moeders samen om te praten over wat er anders kan in de jeugdhulp. Filis was een van hen.

Sceptisch

‘Het idee was om met een open blik te kijken naar wat we eigenlijk willen leren’, vertelt Barendregt. ‘Maar de moeders waren in eerste instantie sceptisch. Wéér praten? Die witte professionals gaan zeker weer eindeloos vragen stellen, waar zij voordeel van hebben, maar waar ik niets aan heb!’ Filis humt instemmend. Haar eigen historie met de hulpverlening en andere maatschappelijke instanties is weinig florissant. ‘Van de sociale dienst moest ik werken, maar van de jeugdzorg moest ik thuis zijn voor mijn dochter. Toen werd ze bij me weggehaald. De hele tijd kreeg ik geen contact met mijn dochter, die in een opvang was gezet. Ze zou om de week thuis komen, maar kwam nooit. Op een woensdag kreeg ik een appje van haar: je wordt oma! Die vrijdag kwam ze bij mij. Ze zei: ik blijf maar plassen, mam. Dus wij snel naar het ziekenhuis. Daar werd mijn kleinzoon geboren. Ik had niets in huis, geen kleertjes, niets!’

Nu durf ik met school of jeugdzorg te praten

Strijd en onduidelijkheid

Ondertussen wist de gezinsvoogd niet dat het kindje geboren was. De voogd belde zaterdag met de mededeling: als de baby er is, komen wij het kindje ophalen. Maar Filis wilde zelf voor haar kleinzoon zorgen. Er volgde een periode van strijd en onduidelijkheid. Barendregt: ‘De moeders die meepraatten in het buurthuis hadden allemaal vergelijkbaar gedoe met instanties. Spijbelende jongens op wie hun moeder geen vat meer had, verkeerde diagnoses, onduidelijkheid over welke hulp gewenst of nodig was. Ondertussen voelden zowel hulpverleners als moeders zich machteloos en veranderde er te weinig aan de situaties.’ Filis: ‘Ik voelde me alleen. Alleen tegenover die grote instanties.

Door in de groep met andere moeders te praten, ontdekte ik: ik ben niet de enige. Ik heb er kracht door gekregen.’ Barendregt bevestigt dit effect: ‘Voor de moeders was het empowerend om in 4 bijeenkomsten met elkaar te bedenken dat ze konden vertellen aan hulpverleners hoe zíj tegen hun situatie aankeken. Hulpverleners ontdekten hoe hun goede bedoelingen soms toch niet aansloten op de wens van gezinnen. Voor de gemeente werd duidelijk dat regels elkaar soms tegenwerken. Zo kwam naar voren dat iedereen een eigen agenda heeft.’

Tips aan elkaar

Tijdens de bijeenkomsten was het soms lastig om de persoonlijke ervaringen naar een meer algemeen niveau te tillen, maar met elkaar is dat toch gelukt, vervolgt Barendregt. ‘We wilden graag dat alles wat werd gezegd en geleerd ook voor anderen beschikbaar zou zijn.’ Tussen de bijeenkomsten door interviewden onderzoekers van IVO de moeders om nog beter te begrijpen waar ze tegenaan lopen. De analyse van deze interviews met de moeders – en die met professionals – leverden 75 tips op. ‘Met de moeders hebben we die gerubriceerd en maakten we een top 10 met tips voor ouders en hulpverleners. Zoals dat hulpverleners onbevooroordeeld moeten luisteren naar ouders. En dat je vertrouwen wint als je ook oog hebt voor praktische problemen en niet alleen voor opvoedproblematiek.’ Filis voegt nog een voorbeeld toe: ‘Je moet niet alleen naar mijn kind kijken, maar samen met míj naar mijn kind kijken. Ik ken m’n kind het beste.’

Durven praten

Voor ouders stelde de groep tips op als: maak aantekeningen en verbreek het contact niet als het moeizaam loopt met professionals. Filis: ‘Ik heb geleerd om te durven praten. Eigenlijk doe je dat alleen met familie, maar dan blijf je op dezelfde tegel. Als je met andere moeders, school of de jeugdzorg praat, krijg je andere antwoorden op je vragen.’ Voor haar is het de reden dat ze in een buurthuis nog steeds met een aantal moeders bij elkaar komt. ‘Ik wil dat we opkomen voor onszelf en elkaar kracht geven.’ ‘Wat goed dat je dat doet!’ reageert Barendregt verrast. Als jeugdzorg haar kind nu uit huis zou willen halen, zou ze durven vragen waarom, weet Filis. Haar tip voor ouders is dan ook: durf het gesprek aan te gaan. ‘Met mijn kleinzoon ging het op de basisschool helemaal niet goed. De juf was niet fijn. Hij was vaak boos, zat onder de builen als hij thuis kwam. Ik ging op school strijden dat hij naar een andere klas mocht. Nu zit hij bij een meester en het gaat goed. Hij is best nog wel eens boos, maar hij is rustiger.’

Kijk samen met mij naar m’n kind, want ik ken het ’t beste’

Speldenprikje

Barendregt vertelt dat de kennis en ervaring is gedeeld met studenten Pedagogische Wetenschappen van de Erasmus Universiteit en studenten Pedagogiek van de Hogeschool Rotterdam. Die namen de tips mee in een project over (interculturele) gespreksvaardigheden. En op een gemeentelijke inspiratiedag organiseerde ST-RAW een ‘Meet the Mothers’, waar hulpverleners en moeders in gesprek gingen met elkaar. Barendregt: ‘Natuurlijk is het geweldig als hulpverleners, ouders en studenten de tips ter harte nemen. Maar ons project is nu nog een speldenprikje in de missie om de jeugdhulp te verbeteren. Ik hoop dat gemeenten en hulpverleners tijd en ruimte maken voor soortgelijke communities of practice elders in de stad en in Nederland.

Samenkomen op neutraal terrein, met niet per se “jouw” hulpverlener of cliënt, helpt om – zonder de dreiging dat je iets verkeerds zegt – met elkaar te verkennen wat er te verbeteren valt. En als het even kan met mensen uit verschillende culturen – nu is alleen met moeder van Antilliaanse en Surinaamse afkomst gesproken. Zo dragen niet alleen opleidingen en nascholing bij aan het verbeteren van competenties van hulpverleners, maar helpen ook de kennis en ervaring van ouders daarbij.’ Filis heeft inmiddels een fijn contact met haar (nieuwe) gezinsvoogd. ‘Als er nu iets aan de hand is, bel ik jeugdzorg.’

Lees meer over de opzet van het project en de resultaten in het Jaarboek ST-RAW 2018 op pagina 64-70.

Video
Share

Facebook

Twitter

LinkedIn

Contact

Verstuur

Aanmelden

Meld aan