Steun voor gezinnen met een krappe beurs

Altijd tweedehandskleding dragen, je eten moeten halen bij de voedselbank en je kind alleen kunnen laten voetballen met hulp van het Jeugdfonds Sport & Cultuur. Nog steeds leven zo’n 265.000 gezinnen met minderjarige kinderen in Nederland in armoede. In hun regio wilden de GGD Twente, de 14 Twentse gemeenten, de Universiteit Twente en hogeschool Saxion iets doen aan de hogere gezondheidsrisico’s die kinderen in armoede lopen. Denk aan sociale uitsluiting of problemen rond lichamelijk welbevinden omdat ze bijvoorbeeld een dagelijkse warme maaltijd ontberen. Of aan psychische stress en zorgen die tot fysieke klachten leiden, zoals hoofdpijn. Het initiatief was extra belangrijk omdat het aanbod voor gezinnen in armoede in een aantal gemeenten nauwelijks werd benut.

In 2015 startte daarom het project Gezonde Kinderen in Krappe Tijden van de Academische Werkplaats Jeugd Twente (AWJT). Judith Waleczek, adviseur gezondheidsbevordering bij GGD Twente en coördinator van de AWJT, vertelt over de wat moeizame start: ‘Ons plan klonk zo mooi op papier: ouders en kinderen die in armoede leven vragen welke steun ze nodig hebben en die vervolgens aan allebei bieden om hun gezondheid te bevorderen. Maar ouders blijken helemaal niet zo open over geldproblemen. En voor hun kind proberen ze hun zorgen te verbergen. Met kinderen praten lukte dus helemaal niet.’

Krappe tijden

Gelukkig hielp het om aan te sluiten op activiteiten die welzijnsorganisaties voor ouders organiseerden. Na een aantal ontmoetingen om vertrouwen te winnen – omzichtigheid was geboden – vertelden de onderzoekers wat ze wilden. Waleczek: ‘We merkten al snel dat je niet moest zeggen: we willen onderzoek doen, want dan dachten ouders: wat heb ik daaraan? De term “armoede” ervoer men als stigmatiserend en bovendien is geldtekort soms tijdelijk vanwege baanverlies. Vandaar de naam die we in samenspraak met ouders voor de interventie hebben bedacht: “Gezonde kinderen in krappe tijden”. Zo belangrijk is dus taalgebruik.’

Toegankelijk taalgebruik

Een klankbordgroep van ouders en eentje met professionals dachten mee over het programmaconcept. Daarna hielp een zogeheten Goede Raad van 8 ouders mee met het ontwikkelen van de interventie. Deze raad benaderde ook gezinnen met een smalle beurs en dacht mee over toegankelijk taalgebruik. Verder sloten ze aan bij het bestuurlijk overleg van de werkplaats, hielpen de bijeenkomsten en werkconferenties organiseren en de resultaten delen. Daarnaast bleek de samenwerking met lokale ervaringsdeskundigen cruciaal. Zij waren al bekend in hun gemeente door hun werkzaamheden als vrijwilliger. Waleczek: ‘Zij praatten gemakkelijker over armoede, betrokken hun netwerk en zorgden dat gezinnen meededen aan de interventie.’

Ervaringsdeskundigen zetten hun netwerk in om ouders te werven

Tegoedbon

De interventie bestaat uit 5 ouderbijeenkomsten met onderwerpen als ‘meedoen en dagelijks leven’, ‘mijn lichaam en gevoelens’ en ‘lekker in je vel’. Vóór, na afloop en 5 maanden daarna vulden 76 ouders die aan de interventie meededen en 77 ouders uit de controlegroep vragenlijsten in over hun welbevinden, gezondheid en die van hun kinderen. Om het aantrekkelijker te maken de vragenlijsten in te vullen, kregen ouders tegoedbonnen van een supermarkt. Waleczek: ‘Ouders motiveren kostte behoorlijk wat energie. We stuurden de vragenlijsten per mail of post. Maar post bleef vaak ongeopend, soms uit angst voor rekeningen.

Of omdat ouders druk waren met andere dingen en vergaten dat ze zouden meedoen met het onderzoek. Af en toe is een onderzoeker na een aantal belpogingen gewoon maar naar iemands woning gereden om de lijst ter plekke in te vullen.’ Ondanks aanpassingen bleken de lijsten toch nog te talig, moeilijk en te lang. En er waren verschillen tussen gemeenten: in de kleinere gemeenten vonden ouders het moeilijker open te zijn over hun krappe beurs dan in grotere steden als Almelo en Enschede.

Lees verder

Bewuster

Eind 2019 was de afronding van het project. De resultaten? ‘Een effect op de gezondheid van kinderen hebben we niet gevonden,’ bekent Waleczek. ‘Eigenlijk logisch: 5 bijeenkomsten is erg weinig voor ouders om hun gedrag structureel te veranderen, laat staan dat deze verandering ook nog effect heeft op de gezondheid van de kinderen.’ Er is zelfs een licht negatief effect gemeten op het fysiek welbevinden van kinderen, aldus Waleczek. ‘Misschien omdat ouders zich door de interventie bewuster zijn van het effect van armoede op de gezondheid van kinderen en er daardoor opeens op gaan letten.’

Informele contacten

Toch zijn er ook positieve bevindingen, bij de ouders. ‘De informele contacten tussen ouders blijven bestaan zonder ondersteuning. Mooi, want juist mensen met geldproblemen raken vaker geïsoleerd – zeg je regelmatig nee tegen de uitnodiging om een terrasje te pikken, dan vragen vrienden je op een bepaald moment niet meer mee.’ Een netwerk hebben is een belangrijke factor in het ervaren van eigen regie. Ook verhoogt zo het sociaal welbevinden, blijkt uit het onderzoek. En ouders ervaren meer controle over hun eigen (opvoed)gedrag. Ze kregen bijvoorbeeld de tip om na een vervelende brief niet hun kind af te snauwen, maar uit te leggen dat ze nu even met die brief bezig zijn en later weer tijd hebben. Waleczek: ‘Dat klinkt simpel, maar als je met geldstress te maken hebt, is het lastiger om pedagogisch verantwoord te reageren. De interventie werkt dus empowerend in de opvoeding.’

Verjaardagsfeestjes

Hoe heeft het project bijgedragen aan de transformatie van de jeugdhulp? Waleczek: ‘De interventie werkt preventief; ouders krijgen handvatten om zichzelf beter te redden en om ergere problemen te voorkomen.’ Ouders deelden tijdens bijeenkomsten praktische tips met elkaar. Want hoe leuk het ook is dat je kind via het Jeugdfonds Sport & Cultuur lid kan worden van de voetbalclub, daarmee is er nog altijd geen geld voor een sporttenue. In een door henzelf opgerichte Whatsapp-groep gaven ouders elkaar tips hierover, en bijvoorbeeld ook over niet zo dure, maar toch leuke verjaardagsfeestjes.

Of ze boden elkaar te klein geworden kinderschoenen aan. Voor Waleczek zelf was het project een eyeopener. ‘Nooit meer doe ik een project waarbij ik geen ouders en kinderen betrek. En ik zal ook niet meer zo snel simpelweg zeggen: uit de theorie blijkt dit of dat te werken. Je moet je richten op de praktijk en op vraag die de ander stelt. Dan bied je maatwerk, vergroot je betrokkenheid en helpt het mensen écht.’

Lees hier meer over de opbrengsten. Of bekijk het rapport, de factsheet ‘Effectstudie Gezonde kinderen in krappe tijden’ of de evaluatie ‘Ervaringen en adviezen van de tandems’ (Jacobs-Ooink et al., 2020).

Video
Share

Facebook

Twitter

LinkedIn

Contact

Verstuur

Aanmelden

Meld aan