KAMER: INFRASTRUCTUUR

Een goede infrastructuur voor wetenschappelijk onderzoek

Lees verder

Wetenschappelijk onderzoek naar geneesmiddelengebruik kan niet zonder een robuuste infrastructuur. Voor samenwerking, maar zeker ook voor het genereren van bruikbare data. De patiënt heeft daarbij vaak zelf een belangrijke rol.

Om uit te zoeken hoe bestaande geneesmiddelen effectiever, veiliger en doelmatiger kunnen worden ingezet, is het niet genoeg een hele reeks studies te doen. Wetenschappelijk onderzoek kan pas wat opleveren als het structureel gevoed wordt met gegevens uit de dagelijkse praktijk. Het GGG-programma zet hier dan ook stevig op in. Kunnen wetenschappers effectief met elkaar samenwerken? Komen gezamenlijke projecten van meerdere behandelcentra of onderzoeksgroepen goed tot stand? En krijgt de bijdrage van patiënten een duidelijke plek, zodat het onderzoek ook beter aansluit bij wat voor hen belangrijk is?

Patiëntenregistraties essentieel
Voor het verbeteren van de infrastructuur versterkt GGG onder meer de mogelijkheden om farmacologisch interventieonderzoek te doen, zoals vergelijkende klinische studies bij kinderen en ouderen. Onmisbaar is daarnaast het opzetten van duurzame patiëntenregistraties voor observationeel onderzoek.

Zonder deze registraties is het aantoonbaar verbeteren van de zorg niet mogelijk. Patiëntenregistraties – vaak mede ‘gevuld’ door de patiënten zelf – leveren onmisbare spiegelinformatie op voor zorgverleners. Bijvoorbeeld over de effecten van de farmacotherapeutische behandelingen die in de klinische praktijk worden ingezet. De gegevens uit de patiëntenregistraties lenen zich bovendien uitstekend voor wetenschappelijk onderzoek.

Duurzame verbetering realiseren
Met een goede infrastructuur krijgen alle initiatieven op het gebied van GGG een heldere onderlinge samenhang. Het inhoudelijk bij elkaar brengen van lopende activiteiten voorkomt versnippering en maakt het mogelijk toekomstige initiatieven op het terrein van GGG goed te laten aansluiten bij wat er al gebeurt. Het versterken van de infrastructuur heeft daarom prioriteit in het programma. Dit vergroot uiteindelijk de mogelijkheden voor het succesvol en duurzaam verbeteren van het gebruik van geneesmiddelen.

Samenwerken aan onderzoek naar bloedstollingsziekten
Karina Meijer en Frank Leebeek over erfelijke bloed­stollings­ziekten: ‘Hoogstaande wetenschap door concentratie hemofiliezorg’

Het aantal patiënten met erfelijke stollingsziekten is relatief klein en de zorg voor deze groep is complex. Samenwerking verbetert deze zorg. Bovendien: het maakt gemeenschappelijk onderzoek mogelijk.

Bij relatief kleine aantallen patiënten, zoals bij de erfelijke stollingsziekte hemofilie, kan concentratie van zorg veel opleveren. Dat schreven Karina Meijer en Frank Leebeek – beiden internist-hematoloog – eind 2015 in Medisch Contact. Zij noemen de zorg voor deze relatief kleine patiëntengroep ‘complex en kostbaar’. Die zorg vraagt om verregaande expertise en doelmatig inzetten van behandeling. Hemofiliebehandelaars wilden de zorg daarom concentreren in een beperkt aantal behandelcentra.

Kwaliteit weegt zwaarder
Dit proces van concentratie was in 1999 al ingezet door de toenmalige minister van Volksgezondheid. Er trad enige vertraging in op, onder meer omdat behandelaars en patiënten vreesden dat de zorg niet meer voor iedereen gemakkelijk bereikbaar zou zijn.

De bereikbaarheid is weliswaar een belangrijk aandachtspunt gebleven, maar de kwaliteitsoverwegingen zijn zwaarder gaan wegen. Daardoor kon de zorg gaandeweg verder worden geconcentreerd in zeven gecertificeerde behandelcentra..

Samen hoogstaand onderzoek doen
Door de onderlinge samenwerking is er ook een platform ontstaan voor gemeenschappelijk wetenschappelijk onderzoek. Gezamenlijk hebben de behandelcentra grote Nederlandse onderzoekspopulaties in huis, waarmee hoogstaand onderzoek wordt verricht. Ook ZonMw heeft hieraan bijgedragen, bijvoorbeeld in het OptiClot-project en de David-studie.

Door de uiteenlopende initiatieven is het Nederlandse hemofilie-onderzoek volgens Meijer en Leebeek inmiddels toonaangevend in de wereld. De volgende kwaliteitsslag is het inrichten van een nationaal patiëntenregister, waarvoor ZonMw ook subsidie heeft verleend.

Minder praktijkvariatie
Doel van deze registratie is het vastleggen van behandeluitkomsten, en het via benchmarking verkleinen van ongewenste praktijkvariatie. Het register kan een belangrijk hulpmiddel worden in het beheersen van de kosten, aldus Meijer en Leebeek. Zo leidt concentratie volgens hen tot een verdere kwaliteitstoename van de zorg voor een kwetsbare patiëntengroep.

Veilig geneesmiddelengebruik tijdens de zwangerschap
Zwangere vrouwen en zorgverleners verzamelen systematisch gegevens REGnantregister maakt medicijngebruik veilig voor zwangeren

Sinds de Softenon-affaire is duidelijk dat geneesmiddelen gevaarlijk kunnen zijn tijdens de zwangerschap. Toch hebben zwangere vrouwen soms medicijnen nodig, bijvoorbeeld voor een chronische aandoening. Een patiëntenregister helpt onverwachte (bij)werkingen voor moeder en kind opsporen.

Veel zwangere vrouwen gebruiken geneesmiddelen, maar er zijn nog veel zaken onduidelijk. Hebben bepaalde geneesmiddelen bijvoorbeeld nadelige effecten op de zwangerschap, het embryo, de foetus of het (pasgeboren) kind? Of is het juist niet nemen van bepaalde medicatie risicovol? Omdat er steeds weer nieuwe geneesmiddelen op de markt komen, is een structureel monitoringsysteem noodzakelijk.

Zwangeren vullen register zelf
De Teratologie Informatie Service van Bijwerkingencentrum Lareb verzamelt systematisch gegevens over het geneesmiddelgebruik van zwangeren. Dat levert al veel informatie op over mogelijke schadelijke effecten op de zwangerschap en het kind. In aansluiting is met het Radboudumc in het project pREGnant een register opgezet, waarvoor zwangere vrouwen zelf eenvoudig gegevens kunnen aanleveren.

Vanuit het project zijn afspraken gemaakt met betrokken partijen, zoals de Stichting Perinatale Registratie Nederland en de beroepsorganisaties van verloskundigen en gynaecologen.

Beter advies mogelijk
pREGnant heeft digitale vragenlijsten ontwikkeld en bijbehorend informatiemateriaal, zoals folders, brieven en een website waar vrouwen zich kunnen aanmelden. De gegevens die zij vervolgens aanleveren, leiden tot waardevolle kennis waarmee verloskundigen, gynaecologen en artsen beter advies kunnen geven over medicijnen. Ook komt in beeld welke geneesmiddelen zoal worden gebruikt tijdens de zwangerschap. En welke specifieke aangeboren afwijkingen zich voordoen bij pasgeborenen.

Na aanmelding bij pREGnant vullen deelnemers zes vragenlijsten in; drie tijdens de zwangerschap en drie daarna, tot het kind een jaar oud is. In het project is in acht validatiestudies onderzocht of de verzamelde gegevens overeenkomen met de medische gegevens van zorgverleners.

Register verder uitgerold
De conclusie is positief: het verzamelen van gegevens via digitale vragenlijsten levert betrouwbare informatie op. De komende periode zal het register daarom breder worden uitgerold.

Daarbij krijgen zorgverleners het verzoek zoveel mogelijk zwangere vrouwen voor deelname te interesseren.

Meer weten?


Tekst:
Marc van Bijsterveldt
Foto: Robert Tjalando

Registratie rond chronische darmontsteking
Frank Hoentjen over het Register voor Inflammatory Bowel Diseases (IBD): ‘IBDREAM verbetert behandeling bij chronische darmontsteking’

Een chronische darmontsteking heeft grote invloed op de kwaliteit van leven van de patiënt. Wat is nu de beste zorg? Daarover is nog onvoldoende bekend. Een patiëntenregister moet daar verandering in brengen.

In Nederland hebben ongeveer 80 duizend mensen colitis ulcerosa of de ziekte van Crohn. Het zijn de zogeheten Inflammatory Bowel Diseases (IBD), ofwel chronische darmontstekingen. Patiënten kunnen vaak last hebben van opvlammende ontstekingen en de behandeling vergt soms veel van ze. Ook krijgen ze regelmatig dure biologicals voorgeschreven, terwijl nog onvoldoende duidelijk of dit doelmatig en veilig gebeurt.

Feedback voor de patiënt
Het project IBDREAM realiseert een landelijke patiëntenregistratie die helderheid moet verschaffen over de kwaliteit van de Nederlandse IBD-zorg. Frank Hoentjen van het Radboudumc: ‘In het register zit informatie over de invloed van de ziekte en de effectiviteit, veiligheid en kosten van (nieuwe) therapieën.

Feedback vanuit het register aan patiënten en behandelaars draagt bij aan de autonomie van de patiënt. Daarnaast komt interessante informatie beschikbaar voor klinische studies en benchmarking rond de kwaliteit van zorg,’ aldus Hoentjen.

Zelf het ziektebeloop bijhouden
Patiënten krijgen hun eigen account en kunnen zo hun ziektebeloop en kwaliteit van leven zelf bijhouden. Zorgverleners kunnen medicatie, bijwerkingen en ziekteactiviteit registreren. Hoentjen: ‘Tot nu toe doen ongeveer 1.700 patiënten mee. Hun input levert al belangrijke inzichten op over de behandeling in de dagelijkse praktijk.’ IBDREAM werkt intussen ook aan een koppeling met elektronische patiëntendossiers.

Voor patiënten en zorgverleners is er een speciale website gemaakt, met daarop een promotiefilm over de mogelijkheden en voordelen van IBDREAM. Er is ook een uitgebreidere instructiefilm die de samenwerking tussen arts en patiënt laat zien en uitlegt welke functionaliteiten IBDREAM allemaal heeft.

Automatisch doorgeven bijwerkingen
Het project heeft een koppeling met Bijwerkingencentrum Lareb gerealiseerd voor het automatisch doorgeven van bijwerkingen vanuit het register.

Daarnaast doet IBDREAM mee aan een Lareb-project rond het monitoren van biologicals.

Meer weten?


Tekst:
Marc van Bijsterveldt

Botulinetoxine bij kinderen met spastische cerebrale parese

Hans Bussmann en Fabienne Schasfoort over botox­injecties: ‘Wees kritisch op botuline­toxine bij cerebrale parese’
Kinderen met spastische cerebrale parese krijgen vaak botoxinjecties in combinatie met fysiotherapie. Het nut van deze injecties is twijfelachtig. Dat blijkt uit de SpaceBob-studie van het Erasmus MC.

Cerebrale parese is zeldzaam. Twee op de duizend kinderen krijgen deze aandoening door hersenletsel rondom de geboorte. Tachtig procent heeft de spastische vorm. Revalidatieonderzoeker Fabienne Schasfoort: ‘Bij de zwaarste vorm zitten kinderen in een rolstoel. Kinderen hebben hun hele leven behandeling nodig. Bijvoorbeeld met botulinetoxine-injecties – botox dus – in combinatie met fysiotherapie.’

Relatief duur
De botulinetoxine vergemakkelijkt de fysiotherapie, legt collega Hans Bussmann uit. ‘De stof blokkeert tijdelijk de overgang van zenuw naar spier, waardoor de spasticiteit vermindert.

Kinderen kunnen dan makkelijker oefenen.’ De behandeling is relatief duur: het botulinetoxinetraject kost per behandeling 2780 euro extra. Is het dat waard? Naar die vraag deed het Erasmus MC een vergelijkend onderzoek: de SpaceBob-studie. De behandeling werkt, maar welk onderdeel zorgt daar nu voor? De botox, de fysiotherapie, of is het de combinatie?

Geen verschil
Een groep kinderen kreeg alleen fysiotherapie en een andere groep ook de injecties. Er bleek geen verschil te zijn tussen beide groepen. Voor het motorisch functioneren en de kwaliteit van leven maakte het niet uit welke behandeling het kind kreeg. Conclusie: botulinetoxine-injecties hebben geen toegevoegde waarde.

De resultaten werden door artsen niet zomaar geaccepteerd. Bussmann: ‘Dat is ook best lastig, want onze uitkomst is contra-intuïtief. Iets wat artsen lange tijd hebben gedaan, blijkt geen meerwaarde te hebben voor de behandeling.’ Schasfoort: ‘Maar op congressen, waar we de resultaten hebben gepresenteerd, hoorden we al wel dat men kritischer werd over botulinetoxine.’

Landelijk register
Met subsidie van ZonMw hebben Bussmann en Schasfoort gewerkt aan de implementatie van de resultaten. Ook zetten ze een landelijk register op om de effecten van de injecties op langere termijn vast te leggen.

Video
Share

Facebook

Twitter

LinkedIn

Contact

Verstuur

Aanmelden

Meld aan