Dat betogen Anja Holwerda en Alona Labun, die de Dialoogtafels de afgelopen 4 jaar ontwikkelden en onderzochten binnen de Academische Werkplaats Transformatie Jeugd Friesland (AWTJF). ‘Gedurende een hulpverleningstraject nemen professionals besluiten en evalueren de voortgang, maar dat doen ze dikwijls onvoldoende samen met ouders en jeugdigen’, legt Labun uit. ‘Uit ons onderzoek naar bijna 30 Dialoogtafels blijkt dat veel mensen de hulpverlening vaak zo ervaren.’ De AWTJF ontwikkelde een praktische methode om het evalueren van hulp systematisch vorm te geven. Niet alleen om in te zoomen op een specifiek traject, maar ook om casusoverstijgende conclusies te trekken over problemen in het jeugdhulpsysteem. Wat kun je samen leren over de samenwerking tussen professionals, ouders en kinderen, organisaties en/of gemeenten? En over beschikbaar of wenselijk zorgaanbod? Holwerda: ‘De aanleiding om een Dialoogtafel te organiseren, hoeft overigens niet per se een lastig of vastgelopen traject te zijn. Een dialoog organiseren en ervan leren kan altijd: gedurende een traject, ter afsluiting en ook als het juist zeer naar tevredenheid verliep.’
De Dialoogtafel is een methodiek om gestructureerd belemmerende en bevorderende factoren in de hulpverlening in kaart te brengen en daarvan te leren. Eerst bereidt de professional die de Dialoogtafel aanvraagt de bijeenkomst voor, door te spreken met de ouders en de jeugdige, en daarna met de onafhankelijke voorzitter. De betrokken hulpverleners worden per e-mail om informatie gevraagd. Holwerda: ‘Bij het voorbereiden stel je vast waar de Dialoogtafel over zal gaan: is dat eigen regie, of bijvoorbeeld gezamenlijke besluitvorming? De voorzitter weet hierdoor precies waarop hij kan doorvragen en waar – eventueel – de angel zit. De voorbereiding kost tijd, maar je wilt dat het thema en de verwachtingen helder zijn. Alle partijen moeten zich veilig voelen, open willen luisteren naar elkaar en vanuit gelijkwaardigheid eerlijk hun verhaal kunnen doen. Alleen dan kun je met en van elkaar leren.’ De voorzitter, die een speciale opleidingsmodule van 3 dagdelen heeft gevolgd, houdt rekening met de verhoudingen en kan goed doorvragen naar de betekenis achter iemands woorden. Hij let erop dat de deelnemers – het zijn er 6 tot 8 – allemaal spreken vanuit hun eigen ervaring en verantwoordelijkheid. Een Dialoogtafel gaat nooit om ‘de schuldvraag’ of om wat de ander zou moeten doen, maar om reflectie en kwaliteitsverbetering.
De Dialoogtafel doorloopt 4 stappen: eerst stellen deelnemers zich aan elkaar voor en vertellen op welke manier ze zijn betrokken bij het traject. Daarna deelt ieder zijn of haar ervaringen en bespreken deelnemers hoe het hulptraject tot nu toe is gelopen. Dan maken ze afspraken over het vervolg. Ten slotte wordt besproken wat elke deelnemer kan doen om afspraken voor verbetering in de eigen praktijk door te voeren. Omdat de relatie tussen professional en cliënt vaak als ongelijkwaardig wordt ervaren – de professional weet wat goed is, de cliënt heeft iets nodig – krijgen ouders en jeugdigen als eersten het woord. Holwerda: ‘Zij krijgen zo als cliënt een belangrijke, centrale plek. Je hebt structuur nodig, anders overstijgt zo’n gesprek het “even sparren” niet. Ieders perspectief komt aan bod.’ Labun vult aan: ‘Een Dialoogtafel helpt niet alleen om vast te stellen wat er wel of niet goed gaat, maar vooral waaróm. Pas dan kun je samen concrete en effectieve oplossingen vinden.’
De Dialoogtafel helpt niet alleen vaststellen wat (niet) goed gaat, maar ook waaróm
Leonie* deed als achttienjarige student van passend onderwijs mee aan een Dialoogtafel. ‘Ik was vooraf erg zenuwachtig’, bekent ze. ‘Best heftig, met 6 volwassenen om tafel en dan vertellen wat je vindt… Het was daarom fijn om vooraf met de voorzitter te praten over wat er ging gebeuren. En dat mijn vader mee mocht. Met de voorzitter sprak ik af dat mijn vader het zou overnemen als ik niet uit mijn woorden zou komen.’ Een persoon meenemen die je vertrouwt, zou Leonie dan ook elke jongere aanraden. Ze was in principe overigens best tevreden met de hulp en begeleiding die ze kreeg, al schoot één situatie haar in het verkeerde keelgat. ‘De trajectbegeleider van mijn opleiding, die me met mijn studiekeuze zou helpen, sprak mijn moeder apart aan.
Ik werd erbuiten gelaten. Gek, want ik was oud genoeg om ook mee te praten over mezelf!’ Ze vertelde erover tijdens de Dialoogtafel en hoorde dat het nooit de bedoeling was geweest haar buiten te sluiten. ‘Ze zouden daar in het vervolg op letten. Tegelijk snap ik ook wel weer dat ze mij niet bij dat gesprek betrokken, want ik was in die tijd erg in paniek. Misschien dat de docent daarom dacht: ik praat wel met haar moeder.’
Uit de evaluatie van de Dialoogtafels blijkt dat cliënten gelijkwaardigheid ervaren, meer vertrouwen hebben in vervolghulp of een traject (toch) op een positieve manier kunnen afsluiten. Holwerda: ‘Mensen voelen zich gehoord en gelijkwaardig en het maakt bepaalde besluiten opeens bespreekbaar.’ Dat maakt het mogelijk om samen zo laagdrempelig en haalbaar mogelijke acties te bedenken, die jongeren, ouders of professionals kunnen oppakken. Dat ‘samen’ is essentieel, want alle betrokkenen komen in beeld. Labun illustreert het met een voorbeeld: ‘Een hulpverlener werkte bij een vechtscheiding heel vraaggericht, maar daardoor raakte de kant van de andere ouder behoorlijk uit beeld.
Ook verkeerde de school in onwetendheid, omdat de ene ouder het onderwijs niet wilde inlichten.’ Voor professionals zorgt de Dialoogtafel volgens Labun voor eyeopeners. ‘Een moeder vertelde hoe lang zij na een zorgmelding in de rats zat dat jeugdzorg haar kinderen zou weghalen. Daardoor realiseerde de jeugdbeschermer zich: in plaats van een brief sturen over de zorgmelding, kan ik beter langsgaan met een wijkteamwerker die al bekend is bij het gezin.’
Met de Dialoogtafel is meer mogelijk dan alleen het bereiken van de betrokken deelnemers. Van alle casussen zijn (anonieme) casusprofielen gemaakt, zodat geïnteresseerden de vraagstukken en mogelijke oplossingen kunnen raadplegen. Holwerda: ‘We delen de conclusies niet alleen met de deelnemers, maar brengen de geleerde lessen uit de casussen ook onder de aandacht bij gemeenten en zorgaanbieders. Bijvoorbeeld met nieuwsbrieven, persoonlijke gesprekken, de website Kenniswerkplaats.’ Conclusies over wat een professional of de eigen organisatie anders kan doen, vinden hun weg wel naar een praktische toepassing, constateren Holwerda en Labun. Lastiger wordt het wanneer er knelpunten over beleid, wet- en regelgeving naar voren komen. Labun: ‘We geven die signalen door aan gemeenten en zorgaanbieders, maar kunnen daar zelf dan niet direct iets mee doen. Vanuit de kenniswerkplaats stimuleren we relevante partijen om dit op te pakken.’
Je kunt alleen leren als alle partijen luisteren naar elkaar en eerlijk hun verhaal doen
Toch lukt het soms ook om aan zogeheten systeemvragen concreet navolging te geven, vertelt Holwerda. Zo vond een cliënt het raar dat hij met wachttijd te maken kreeg zonder dat was gekeken of zo lang wachten wel passend was. Daarop heeft het wijkteam de toegang tot hulp voor alle cliënten aangepast met een urgentiebepaling bij aanvraag. En bij een jongere die overgeplaatst werd naar een andere organisatie – en toen weer teruggeplaatst omdat het niet goed ging – was de vraag: wie is nu de verantwoordelijke hulpverlener? Die van de oude of nieuwe organisatie? ‘De organisaties hebben hierover na een Dialoogtafel afspraken gemaakt, zodat voortaan duidelijk is wie een jongere monitort bij overplaatsingen.’
De Dialoogtafelmethodiek kan eenvoudig in heel Nederland worden toegepast, vinden beide onderzoekers. ‘Met de kennisvouchers die ZonMw verstrekt, kunnen andere organisaties en gemeenten er gemakkelijk mee experimenteren. In regio Noord zijn hiervoor onafhankelijke voorzitters beschikbaar’, vertelt Holwerda. Labun: ‘In de toekomst willen we graag met relevante partijen de casusoverstijgende lessen vertalen naar concrete veranderingen in de praktijk. Hoe kun je bijvoorbeeld echt maatwerk bieden bij gezinnen met complexe, meervoudige problemen? Hoe bevorder je de samenwerking tussen onderwijs en zorg en hoe stimuleer je een integrale kijk op de problemen in een gezin? Deze vraagstukken staan nu centraal in de nieuwe projecten van de Friese kenniswerkplaats.’
Leren en reflecteren is belangrijk, stelt Labun ten slotte vast. ‘Vanuit verschillende perspectieven kijken naar hulp voorkomt tunnelvisie en brengt dynamiek in het proces van hulpverlening.’ Holwerda vult aan: ‘In de praktijk komen professionals onvoldoende aan reflectie toe en ze nemen dikwijls in het heetst van de strijd een besluit. Het helpt om te snappen waarom je dat deed of waarom dat het beste leek voor de cliënt – voor alle partijen.’ Leonie had er persoonlijk ook iets aan om mee te doen met de Dialoogtafel. ‘Ik vond het interessant om te zien wie mij allemaal geholpen hebben. Ik dacht eerst dat het erg langzaam ging met mij en met wat me lukte. Maar met al die mensen om tafel besefte ik opeens hoeveel er in 2 jaar tijd al was gebeurd. En wie mij daar zoal bij had geholpen: de orthopedagoog, de schoolmaatschappelijk werker, de school. Ik ben dankbaar voor wat ze voor me hebben gedaan. Én om waar ik nu sta. Als zij er allemaal niet waren geweest, zat ik nu nog op de bank thuis in plaats van in de schoolbanken als student Personeelszaken.’
Anja Holwerda is senior onderzoeker bij de Academische Werkplaats Transformatie Jeugd Friesland (AWTJF) en betrokken bij de ontwikkeling en het invoeren van de Dialoogtafelmethodiek. Ze studeerde sociale geografie en promoveerde op de arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking.
Alona Labun is senior onderzoeker bij Jeugdhulp Friesland en coördinator van de Regionale Kenniswerkplaats Jeugd Friesland (vervolg op AWTJF). Ze studeerde ontwikkelingspsychologie en promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen op sociale netwerken en informele invloed binnen organisaties.
Lees meer over de Dialoogtafels.
Aanvraag voor de Dialoogtafels kan worden gedaan via Op Jeugd: https://awtjf.nl/dialoogtafel-beschikbaar-via-op-jeugd/
*Leonie’s naam is om privacy-redenen gefingeerd