PGO of triage-
methode? Gevolgen
voor kwaliteit
van zorg en kosten

NAAR OVERZICHT   LEES VERDER

Bij GGD Gelderland-Midden worden kinderen van vier tot negentien jaar niet langer altijd gezien door een jeugdarts of verpleegkundige, maar eerst door een doktersassistent. Die beslist over het vervolgtraject. De gewonnen tijd besteden arts en verpleegkundige aan extra contacturen op school voor kinderen die extra zorg nodig hebben. Janine Bezem, die de methode mede heeft ontwikkeld en onderzocht, is tevreden met de resultaten.

Het grootste verschil tussen het standaard consult en de nieuwe triagemethode die GGD Gelderland-Midden samen met TNO, LUMC en drie andere GGD’en heeft onderzocht, betreft de eerste screening. Bij een standaard consult wordt die uitgevoerd door een jeugdarts of verpleegkundige, bij de triage door een doktersassistente. Zij stuurt gemiddeld een derde van de kinderen door naar de jeugdarts of verpleegkundige voor het vervolgconsult. Het screenen doet de doktersassistente via een gedegen protocol, op basis van verschillende vragenlijsten, onderzoek en een gesprek met het kind.

Extra tijd voor risicokinderen
De triagemethode geeft jeugdartsen en verpleegkundigen de tijd om extra aandacht te besteden aan risicokinderen. “Zij gaan meer spreekuren houden op scholen”, aldus Bezem. “En kunnen daardoor meer vragen van ouders en leerkrachten beantwoorden buiten de wettelijk verplichte contactmomenten om.” Ook is het belangrijk dat je als JGZ goed aansluit op bestaande zorgstructuren. “Zorg dat je erbij bent als het schooladviesteam leerlingen bespreekt en onderhoud contact met de intern begeleider. Alle kinderen monitoren en problemen signaleren kan alleen in nauwe samenwerking met ketenpartners.”

Resultaten
Tijdens het onderzoek heeft Bezem de twee methoden bij de leeftijdsgroepen 5/6 en 10/11 vergeleken op vijf onderdelen: hoe is de opkomst? Hoe goed werkt de signalering als het gaat om drie problemen? Wat is er met de signalering gedaan? Hoeveel kinderen zijn aangemeld vanuit andere partijen? En wat kosten beide methoden? Een belangrijk resultaat is dat bij de triagemethode meer kinderen worden aangemeld bij de JGZ door ‘derden’, zoals ouders, leraren of ketenpartners. Bezem: “Als je als jeugdarts vaker op school bent, weten mensen je makkelijker te vinden als ze problemen vermoeden bij een kind.”

Goed vangnet
Bezem raadt deze vorm van triage ook andere GGD’en aan. “Maar je moet dus niet alleen minder jeugdartsen en verpleegkundigen inzetten voor de vaste contactmomenten. De formatie die je bespaart moet je ook echt gebruiken voor extra spreekuren op school. Alleen dan zorg je voor een goed vangnet voor de risicokinderen.”

LEES VERDER

‘Gebruik de gewonnen tijd voor kinderen die dat nodig hebben’

Feiten en cijfers

Tussen 2012 en 2013 zijn 959 kinderen op 5/6-jarige leeftijd onderzocht en 938 kinderen op 10/11-jarige leeftijd. De opvallendste resultaten staan hieronder op een rij.

  • Bij 5-6 jarigen: significant hogere opkomst voor de totale basiszorg bij de PGO-methode. Bij stap 2 (vervolgonderzoek jeugdarts of verpleegkundige) hogere opkomst bij triagemethode.
  • Bij 10-11 jarigen: geen significant verschil in opkomst.
  • Bij 5-6 jarigen: geen verschil in signalering tussen beide methodes.
  • Bij 10-11 jarigen: significant verschil in percentage nieuwe bevindingen overgewicht, met een hoger percentage bij de PGO-methode ten opzichte van triage. Voor visuele stoornissen en psychosociale problemen zijn geen verschillen gevonden.
  • Bij 5-6 jarigen: geen verschil in verwijzingspercentages tussen PGO en triage.
  • Bij 10-11 jarigen: meer verwijzingen naar extern bij de PGO-methode vergeleken met triage.
  • Significant minder contactmomenten op verzoek van professionals buiten de JGZ bij PGO-methode vergeleken met triagemethode.
  • Voor het standaard jgz-contactmoment van 5/6 jaar zijn de kosten van de triage duidelijk lager dan de kosten van de PGO. Voor het standaard jgz-contactmoment 10/11 jaar zijn de kosten van beide methoden vergelijkbaar.
  • Wanneer de tijdkosten van de ouders worden vergeleken, leidt dit tot lagere kosten voor ouders bij de triage. Bij deze methode komen ouders alleen bij het vervolgonderzoek door jeugdarts of verpleegkundige mee.


ZonMw projecttitel: Effect van triage in de JGZ op signaleringsmethoden en de zorg. Projectnummer 156511002

Meer informatie

Meer weten over het onderzoek naar het effect van triage op signaleringsmethoden en de zorg? Neem dan contact op met projectleider Janine Bezem: [email protected].

Video
Share

Facebook

Twitter

LinkedIn

Contact

Verstuur

Aanmelden

Meld aan