Thema’s

Geïnteresseerd in een specifiek thema? We rangschikten de projecten van de diverse academische werkplaatsen op een 7-tal thema’s.
Thema kindermishandeling

Kindermishandeling op agenda zetten en houden

Scholen en bijvoorbeeld kinderdagverblijven hebben zoveel op hun bordje dat het werken met de meldcode kindermishandeling er nog weleens bij in dreigt te schieten. Speciale aandachtsfunctionarissen kunnen helpen.

‘Maar die moet je dan wel aanstellen en blijvend ondersteunen’, zegt Margreet Timmer, coördinator van het LOCK, het landelijk opleidingscentrum kindermishandeling. Timmer, ook verbonden aan de Academische Werkplaats Kindermishandeling, schreef samen met Annemieke Konijnendijk van de Academische Werkplaats Jeugd Twente een handreiking met tips voor gemeenten om te stimuleren dat in scholen en kinderopvangcentra aandachtsfunctionarissen kindermishandeling komen.

AANDACHT
‘Eigenlijk is het vooral een kwestie van voortdurende aandacht’, vertelt Timmer.

’Te beginnen bij de gesprekken die gemeenten voeren met instellingen die zij subsidiëren. Gemeenten kunnen vragen hoe de meldcode bij hen is ingevoerd. En ze kunnen nagaan of de instelling ook een aandachtsfunctionaris kindermishandeling heeft.’ Volgens Timmer is het echt belangrijk dat gemeenten hier aandacht aan besteden. ‘Iedereen doet zijn best, maar er is altijd veel werk te doen. Daarom moet er een overkoepelend orgaan zijn dat scholen en kinderopvangcentra wijst op hun taak en daar ook ondersteuning bij biedt. De handreiking helpt gemeenten daarbij.’

PRATEN MET OUDERS
Zo’n aandachtsfunctionaris – meestal een intern begeleider of hoofdleidster – kan binnen een school of kinderopvang een bron van kennis en ervaring zijn. ‘Er moet iemand zijn die in bepaalde situaties nagaat of er wellicht sprake is van kindermishandeling’, zegt Timmer. Een aandachtsfunctionaris kan bijvoorbeeld helpen om het gesprek met de ouders te voeren. Als je dat nog nooit gedaan hebt, is dat best lastig. Je moet immers voorkomen dat je ouders verwijten gaat maken. Timmer: ‘Een aandachtsfunctionaris weet hoe je dat doet. Die kan ondersteuning bieden.’

GEMEENTEN
De handreiking laat aan de hand van een aantal voorbeelden zien hoe gemeenten het werken met aandachtsfunctionarissen kunnen ondersteunen. Zo stimuleert Rotterdam organisaties om een kwaliteitskeurmerk meldcode aan te vragen door de kosten daarvoor te vergoeden. Andere gemeenten organiseren bijscholing voor aandachtsfunctionarissen of zetten een website op met allerlei up-to-date informatie voor aandachtsfunctionarissen.

Thema Cliëntgericht werken

Het tij begint te keren

Lector Zorg voor jeugd van NHL-Hogeschool Leeuwarden, Janneke Metselaar, ziet dat het steeds beter gaat met het cliënt- en omgevingsgericht werken. ‘Maar’, zegt ze, ‘er is nog een hoop werk aan de winkel’.

Metselaar ziet dat het tij echt begint te keren. De academische werkplaatsen spelen daar een rol in, maar ook de transformatiedoelen werken mee. ‘Het heeft even geduurd, maar er is nu weer ruimte voor de inhoud’, zegt Metselaar. ‘Juist de transformatie zet de cliënt in het middelpunt van de zorg.’

NIET VANZELF
Het werk is echter nog niet gedaan. ‘Het lijkt zo logisch om gezinnen en hun omgeving centraal te stellen, en dat is het natuurlijk ook, maar het gaat helaas niet vanzelf.

Je ziet het soms ook nog bij de nieuwe generatie hulpverleners; toch weer die drive om het voor cliënten op te lossen.

KENNIS BUNDELEN
‘De werkplaatsen hebben voor een forse impuls in de regio’s gezorgd’, vervolgt Metselaar. ‘Daar profiteert ook het cliëntgericht werken van. Die lijn moeten we wel met zijn allen doorzetten.’

Twee jaar geleden was ze betrokken bij een samenwerkingsproject van verschillende werkplaatsen die hun kennis op het gebied van cliëntgericht werken bundelden. ‘Daar is toen een mooi digitaal tijdschrift uit ontstaan.’

De samenwerking leidde tot een bijeenkomst voor iedereen die in de jeugdhulp werkt. ‘Dat was een inspirerende dag’, zegt Metselaar. ‘Je ontmoet mensen die met hetzelfde thema werken, komt tot nieuwe ideeën, of op zijn minst wordt je eigen visie bevestigd.’

PUZZELEN
Sowieso was de samenwerking met andere werkplaatsen een nuttige exercitie. Metselaar: ‘Ons eigen project over communicatie met cliënten was al een boeiende puzzel. Nu leg je daar de projecten van anderen naast en krijg je weer een nieuwe puzzel. Al die verschillende invalshoeken hebben raakvlakken met elkaar. Datzelfde geldt voor de werkplaatsen. We doen het allemaal anders, maar je ziet wel een centrale, doorlopende lijn.’

Thema Sturen op kwaliteit

Routinematig monitoren steeds meer routine

Doel van alle academische werkplaatsen is de kwaliteit van de jeugdhulp te verbeteren. Maar hoe meet je die kwaliteit? Een aantal projecten van de werkplaatsen stimuleert Routine Outcome Monitoring (ROM).

‘Het is echter nog een hele uitdaging om bij alle behandelaars de handen op elkaar te krijgen voor dit systeem’, zegt Arne Popma, voorzitter van de Academische Werkplaats Forensische Zorg voor Jeugd (AWFZJ).

ROM
In een goed draaiend ROM-systeem vullen alle hulpverleners en alle cliënten op gezette tijden vragenlijsten in over doelen en voortgang van de behandeling. De gegevens kunnen zowel gebruikt worden om te meten of individuele behandelingen succesvol verlopen, als om op bijvoorbeeld groeps- of afdelingsniveau resultaten in kaart te brengen.

Popma ziet vele voordelen van het monitoringsysteem. Maar hij waarschuwt wel dat ‘een paar diagrammen’ lang niet alles zeggen.

Toolkit
De ervaring leert dat de implementatie van ROM vaak moeizaam verloopt. Behandelaars vinden dat de systematiek onvoldoende aansluit bij de behandelpraktijk. De academische werkplaatsen jeugd hebben daarom een Toolkit ROM samengesteld met producten die het gebruik van ROM ondersteunen.

AANDACHT
Popma vindt dat de justitiële jeugdinrichtingen er behoorlijk goed in geslaagd zijn ROM te integreren in het dagelijkse werk. ‘Maar desondanks zullen we er aandacht aan moeten blijven besteden om te zorgen dat iedereen altijd meedoet. Een ander punt is dat ook de ICT probleemloos moet verlopen.’

Dat er ook op managementniveau met de gegevens uit de ROM-methodiek gestuurd kan worden op kwaliteit, vindt Popma een pluspunt, zolang organisaties zich daar niet blind op staren. ‘Het kan zomaar zijn dat onze cliënten juist door de behandeling tijdelijk agressiever worden.

Dus als de diagrammen laten zien dat behandelingen niet lijken te werken, dan moet je daar doorheen kunnen kijken.’

TRANSFORMATIE
Voor de Academische Werkplaats Risicojeugd, het vervolg op de AWFZJ, ziet Popma nog een uitdaging. ‘We willen ons ook richten op jongeren buiten de instellingen, jongeren die tot een risicogroep behoren bijvoorbeeld. Als we voor deze jongeren willen werken met de ROM-methodiek, dan zullen we een aangepaste versie moeten maken die geschikt is voor de meer ambulante zorg en afgestemd is op al bestaande monitoringssystemen.’

Thema Forensische Zorg

‘Je moet wel weten wat er op de groep gebeurt’

Als groepsleider was Marco Hammers betrokken bij de ontwikkeling van een observatiechecklist om psychische problemen en probleemgedrag snel te observeren bij forensische jongeren. Zijn taak was vooral om te zorgen dat de checklist ook in het dagelijkse werk bruikbaar is.

‘Jongeren die bij ons op de groep kwamen, moesten voorheen altijd zelf een lijst invullen. Maar dat deden ze natuurlijk niet geheel naar eer en geweten’, vertelt Hammers. Schaamte of angst dat rechters of ouders alles te weten komen wat ze invullen, weerhield hen ervan de volledige waarheid te vertellen.

SCREENING
Het gevolg daarvan was dat behandelingen deels op onvolledige en soms onjuiste informatie werden gebaseerd. Dat maakte het bijvoorbeeld lastig om suïcidale jongeren snel te screenen.

Dankzij het project ‘Non-verbale screening en diagnostiek’ waar Hammers aan meewerkte, worden nu ook de observaties van de groepsleiding structureel meegewogen.

APP
Bij elke overdracht vult de vertrekkende groepsleider voor elke jongere een kort vragenlijstje in. Dat wordt besproken met de groepsleider die de volgende dienst draait. Hammers: ‘Het werkt heel snel en makkelijk. Eerst deden we het nog met formulieren, maar nu gaat het via een simpele app.’

Het mooie is dat deze ‘observatiechecklist’ gebruikt wordt als overdrachts- én screeningsinstrument.

PLAN VAN AANPAK
Volgens Hammers kunnen er dankzij de checklist betere diagnoses worden gesteld. ‘We gebruiken de uitkomsten bij teamvergaderingen waar we per jongere een plan van aanpak opstellen. Nadat jongeren 21 dagen op de groep hebben gezeten, maken we een perspectiefplan en ook daar gebruiken we die observatiechecklisten voor.’

GEEN IDEE
Het heeft volgens Hammers wel degelijk uitgemaakt dat hij als groepsleider bij de ontwikkeling van de checklist betrokken was.

‘Je moet wel weten wat er op de groep gebeurt, hoe het in de praktijk werkt. En wetenschappers hebben daar geen idee van. Dat moest ik ze vertellen’. Dat betekent vooral dat de checklist kort, bondig en in ‘normale’ taal geschreven moest zijn.

TRAAG
‘Want’, zo zegt Hammers, ‘het taalgebruik op die bijeenkomsten is wel wat anders dan ik gewend ben. Zo praat ik niet met mijn collega’s. Maar ik heb er wel heel veel van geleerd. Je gaat toch dieper op zaken in. Daar hebben we normaal gesproken de tijd niet voor.’

Thema Jeugdgezondheidszorg

‘We worden er allemaal beter van’

Directeur GGD Holland-Midden Sjaak de Gouw is uitermate te spreken over de betekenis van de academische werkplaatsen voor de jeugdgezondheidszorg. ‘Het principe is dat we alles in samenhang met andere instellingen doen. Daar worden we allemaal beter van.’

Uiteindelijk is het uiteraard vooral de zorg aan ouders en kinderen die verbeterd is. De Gouw: ‘Dankzij de academische werkplaatsen wordt er meer evidence based gewerkt, zijn er nieuwe methodieken ontwikkeld waardoor ouders en kinderen niet meer van allerlei verschillende hulpverleners verschillende adviezen krijgen en worden ook alle methodieken daadwerkelijk uitgevoerd.’

NIET IN DE LA
Van wetenschap in ivoren torens is binnen de academische werkplaatsen geen sprake. Alles is gericht op verbetering van de praktijk. De Gouw vertelt dat al bij de ontwikkeling van nieuwe methodieken binnen zijn regio is afgesproken dat alle instellingen daar ook daadwerkelijk mee gaan werken.

Geen rapporten die in de la blijven liggen dus, maar nieuwe manieren van hulpverlening die door iedereen omarmd worden.

DEZELFDE TAAL
Door de samenwerking en de verschillende invalshoeken vanuit meerdere disciplines lukt het de jeugdgezondheidszorg volgens De Gouw om vanuit een breder kader met ouders over de problemen in hun gezin te praten.

‘En we spreken allemaal dezelfde taal’, zegt hij. ‘Ongeacht wie het gesprek met de ouders voert, de uitkomst zal in grote lijnen hetzelfde zijn. Iedereen zegt hetzelfde. Dat is een hele grote verbetering.’

METEN IS WETEN
Ook de gegevensverzameling van allerlei instellingen is beter op elkaar afgestemd. De Gouw: ‘Als jeugdgezondheidszorg hebben we allerlei gegevens over de gezondheid van kinderen. De ambulancediensten weten meer over comazuipers. Veilig Thuis over kindermishandeling.

Door die gegevens geanonimiseerd samen te voegen, krijgen we ook als jeugdgezondheidszorg een veel beter beeld van wat er in wijken en dorpen speelt. Daar kunnen we ons beleid en onze activiteiten op afstemmen.’

BASIS
‘Dus ja, ik ben tevreden, heel tevreden’, vervolgt De Gouw. ‘We gaan zeker door, ook al is de subsidie van ZonMw grotendeels afgebouwd. Er is een basis gelegd van waaruit wij zelf verder gaan.’

Thema Angst en Depressie

Dappere Kat: ‘Ga het maar proberen’

Ongeveer 5 tot 30% van alle kinderen op de basisschool heeft verhoogde angstklachten. Bij de werkplaats Inside-Out is de training Dappere Kat ontworpen en uitgetest. Dappere Kat moet voorkomen dat kinderen met meer dan gebruikelijke angstklachten uiteindelijk angststoornissen ontwikkelen. De eerste resultaten zijn zeer positief.

Na schooltijd, op school en samen met andere leerlingen uit de eigen school, volgden de kinderen met verhoogde angstklachten een groepsprogramma van 12 sessies. De inspanning was niet voor niets, want na afloop hadden de kinderen minder angstklachten en – naar eigen zeggen – meer zelfvertrouwen. Dat gold ook 3 maanden later nog.

OEFENEN
Manon van Starrenburg, GZ-psycholoog en onderzoekster, legt uit dat de kracht van het programma ligt in het doen.

‘Niet teveel praten of denken over je angst. Maar oefenen met situaties die de kinderen eng vinden. We zeggen “Ga het maar proberen”. Eerst in groepjes, later in tweetallen en tot slot alleen.’

ANGST VOOR DE ANGST
Wat de kinderen vooral leren, is dat de kans dat het allerergste wat zij vrezen daadwerkelijk gebeurt, veel kleiner is dan zij zelf inschatten.

Ze merken dat ze vaak meer controle over de situatie hebben, dan ze dachten. Ze raken niet al hun vrienden kwijt, worden niet ontvoerd door een inbreker of voor altijd opgesloten op een toilet. Daardoor durven ze stapje voor stapje meer te ondernemen. De oefeningen halen als het ware de angst voor de angst weg.

PREVENTIEF

Het trainingsprogramma ‘Dappere Kat’ is gebaseerd op een Amerikaanse versie die is vertaald, aangepast en ingekort. Van Starrenburg: ‘Er bestond in Nederland nog geen preventief groepsprogramma.

Juist bij jonge kinderen is het belangrijk om er vroeg bij te zijn, om te voorkomen dat zich later angststoornissen ontwikkelen die het leven ernstig kunnen ontwrichten. Dus ik ben blij dat Dappere Kat vrij verkrijgbaar is, waardoor professionals er mee aan de slag kunnen.’

VRAGENLIJST

‘Er zijn zoveel kinderen die bang zijn, maar vaak hebben ouders en leerkrachten dat onvoldoende in de gaten’, vervolgt Van Starrenburg. ‘Dat is ook begrijpelijk omdat angst past bij een normale ontwikkeling. Met de vragenlijst die we gebruiken, kunnen scholen vrij eenvoudig nagaan of er sprake is van verhoogde angstklachten. Ook dat is winst.’

Thema Beter samenwerken

‘Samenwerken is niet voor iedereen gesneden koek’

Samen verantwoordelijk zijn, 1 plan maken en dat vervolgens gezamenlijk uitvoeren, is de essentie van 1 Gezin 1 Plan. ‘Je moet dat als hulpverlener echter ook allemaal maar kunnen’, zegt Paulien Blom, beleidsmedewerker GGD Holland Midden.

‘Vroeger deed je een 1-op-1-gesprek met je cliënt’, vervolgt Blom. Nu zit je een bijeenkomst voor met zowel gezinsleden als verschillende professionals om samen tot dat ene plan te komen. Dat vergt heel andere vaardigheden. Samenwerken is niet voor iedereen gesneden koek.’

VER GEKOMEN
‘Met de methodiek 1 Gezin 1 Plan kunnen we eigenlijk een heleboel doelen tegelijk bereiken’, vervolgt Blom. ‘Eigen kracht van cliënten stimuleren, het netwerk van cliënten gebruiken, samenwerking tussen hulpverleners van verschillende instanties bevorderen, doelgericht werken, systeemgericht werken en ga zo maar door.

Iedereen vond ook dat dat moest. En gelukkig zijn we heel ver gekomen.’

GEEN OPLOSSINGEN
De nieuwe manier van werken vergt volgens Blom wel een heel andere houding van professionals.

‘Niet met de oplossing komen, maar mensen leren hoe ze zelf hun leven beter op orde kunnen krijgen.’ Ze noemt dit de grootste verandering waar het veld nog steeds stappen in moet maken.

TRAINING
Het is dan ook aan organisaties om de nieuwe manier van werken goed te faciliteren. Blom: ‘Een cursus organiseren is niet genoeg. Dat moet herhaald worden en ook nieuwe medewerkers moeten worden getraind. De registratie en dossiervorming moet worden aangepast, agendabeheer gaat anders, medewerkers moeten op andere zaken worden beoordeeld en begeleid. Al die veranderingen kosten tijd.’

TROTS
Implementatie is een langdurig proces dat continue aandacht nodig heeft, vindt Blom. ‘De wil is er bij iedereen, de consequenties worden alleen nog niet altijd even goed overzien. Aan de andere kant: wij waren 1 van de eerste regio’s die op deze manier probeerden te werken. Tussendoor kwam de transitie er nog eens overheen. Dus als ik het zo bezie, gaat het best wel goed. Daar mogen we trots op zijn.’

Video
Share

Facebook

Twitter

LinkedIn

Contact

Verstuur

Aanmelden

Meld aan